Decubitus is een veel voorkomend gezondheidsprobleem. Decubitus wordt in de internationale richtlijn van NPUAP/EPUAP/PPPIA (2014) gedefinieerd als een gelokaliseerde beschadiging van de huid en/of onderliggend weefsel, meestal ter hoogte van een botuitsteeksel, als gevolg van druk of druk in samenhang met schuifkracht.
Decubitus wordt ingedeeld in categorieën. De internationale richtlijn van de NPUAP/EPUAP (2014) omschrijft deze als volgt:
Categorie I: Niet-wegdrukbare roodheid
Intacte huid met niet-wegdrukbare roodheid in een gelokaliseerd gebied meestal ter hoogte van een botuitsteeksel. Een donker gekleurde huid vertoont mogelijk geen zichtbare verkleuring; de kleur kan verschillen van de omgeving. Het gebied kan pijnlijk, steviger, zachter, warmer of koeler zijn in vergelijking met het aangrenzende weefsel.
Categorie II: Verlies van een deel van de huidlaag of blaar
Gedeeltelijk verlies van een laag van de lederhuid (dermis), waardoor een oppervlakkige open wond zichtbaar wordt met een rood, roze wondbodem, zonder wondbeslag. Kan er ook uitzien als een intacte of open/gescheurde, met serum gevulde blaar.
Categorie III: Verlies van een volledige huidlaag
Verlies van de volledige huidlaag. Subcutaan vet kan zichtbaar zijn, maar bot, pezen en spieren liggen niet bloot. Wondbeslag kan aanwezig zijn, maar verbergt niet de diepte van het weefsel verlies. Ondermijning of tunneling kunnen aanwezig zijn.
Categorie IV: Verlies van een volledige weefsel laag
Verlies van een volledige weefsel laag met blootliggend bot, pezen of spieren. Een wondbeslag of necrotische korst kan aanwezig zijn. Meestal is er sprake van ondermijning of tunneling.
Niet te categoriseren: Diepte onbekend
Verlies van een volledige weefsel laag waarbij de bodem is bedekt met wondbeslag (geel geelbruin, grijs, groen of bruin) en/of necrotische korst (geelbruin, bruin, zwart).
Vermoedelijke diepe weefsel beschadiging: Diepte onbekend
Een paars of kastanjebruin gelokaliseerd gebied van verkleurde intacte huid of bloed gevulde blister door beschadiging van het onderliggende zachte weefsel door druk en /of schuifkracht. Het gebied kan omgeven zijn door weefsel dat pijnlijk, stevig, zacht, drassig, warmer of kouder is in vergelijking met het aangrenzend weefsel.