Zorgproblemen - Ondervoeding

Ondervoeding

Definitie

Bij 'ondervoeding’ is er sprake van een lichamelijke toestand waarbij er een tekort aan voedingsstoffen is met als gevolg een verstoring van de biologische functie van het lichaam. Ondervoeding wordt ook wel omschreven als: 'een voedingstoestand waarin sprake is van een deficiëntie of onbalans van energie (koolhydraten en vetten), eiwitten, en andere nutriënten, welke meetbare nadelige gevolgen heeft voor het lichaam (lichaamsvorm, -grootte en samenstelling), de lichaamsfunctie en de ziekte-uitkomst' (Elia, 2000).

Ondervoeding op basis van ziekte, ook wel klinische depletie genoemd, kan worden ingedeeld in een chronische vorm (marasmus-beeld), vooral voorkomend bij patiënten in de chronische zorg (verpleeghuizen en thuiszorg) en een acute vorm (kwashiorkor-beeld) vooral voorkomend bij patiënten in de acute zorg, voornamelijk in de ziekenhuizen.

Bij de chronische vorm van ondervoeding is sprake van een lichamelijke toestand gekenmerkt door een in eerste instantie duidelijk afgenomen vetmassa met behoud van de lichaamseiwitten; later wordt dit wel gevolgd door een afname van de spiermassa. Deze variant kan zowel het gevolg zijn van een te geringe voedselinname als ook optreden door een (chronische) ziekte zelf.

De acute vorm van ondervoeding (kwashiorkor = eiwitondervoeding) berust op een snel optredend tekort aan eiwit, terwijl er voldoende koolhydraten en vetten als energiebron beschikbaar zijn (Stratton et al. 2003). Deze vorm van ondervoeding ontstaat bij een acute ziekte of grote operatie. Er treedt dan een forse en snelle weefselafbraak op waarbij veel lichaamseiwitten worden afgebroken, zelfs als er voldoende voedsel wordt opgenomen.

Prevalentie

Binnen de LPZ wordt ondervoeding op drie manieren gemeten. De eerste manier is de LPZ definitie. Volgens deze wordt iemand als ondervoed beschouwd indien hij/zij voldoet aan de volgende voorwaarden:

  • BMI< 18.5 bij cliënten jonger dan 65 jaar of BMI <20 bij cliënten van 65 jaar of ouder, of
  • Onbedoeld gewichtsverlies van > 10% in de laatste 6 maanden, of > 5% in de laatste maand.

De prevalentie van ondervoeding volgens de LPZ definitie bedroeg in WLZ instellingen 15,5% in WLZ instellingen in 2017. Binnen thuiszorginstellingen was dit percentage 10,7% en in ziekenhuizen 6,6%.

De tweede manier waarop ondervoeding gemeten wordt is via de Short Nutritional Assessment Questionnaire for Residential Care (SNAQ-RC). De SNAQ-RC wordt enkel toegepast bij WLZ en thuiszorg cliënten. Volgens de SNAQ-RC heeft iemand (een risico op) ondervoeding indien hij/zij voldoet aan de volgende voorwaarden:

  • BMI < 20, of
  • Onbedoeld gewichtsverlies van > 10% in de laatste 6 maanden, of
  • Onbedoeld gewichtsverlies van > 3 kg in de laatste maand, of
  • De cliënt heeft hulp van een ander nodig bij het eten of drinken, gecombineerd met een BMI < 22, of
  • De cliënt had de afgelopen maand een verminderde eetlust, gecombineerd met een BMI < 22, of
  • De cliënt heeft hulp van een ander nodig bij het eten of drinken, gecombineerd met een verminderde eetlust in de afgelopen maand.

De prevalentie van ondervoeding in 2017 volgens de SNAQ-RC binnen WLZ instellingen bedroeg 24%. Binnen thuiszorginstellingen was dit percentage 14,8%.

De derde manier om ondervoeding te meten is met behulp van de Malnutrition Universal Screening Tool (MUST). Dit instrument wordt enkel gebruikt in ziekenhuizen. Volgens de MUST is iemand ondervoed indien hij/zijn voldoet aan de volgende criteria:

  • BMI< 18.5; of
  • Onbedoeld gewichtsverlies > 10% in de laatste 3-6 maanden; of
  • De cliënt is ernstig ziek en het is waarschijnlijk dat de cliënt de komende 5 dagen (vrijwel) niets zal eten;
  • BMI ≤ 20, gecombineerd met onbedoeld gewichtsverlies ≥ 5% in de laatste 3-6 maanden.

De prevalentie van ondervoeding volgens de MUST in ziekenhuizen bedroeg 7,7%.

Gevolgen

Ondervoeding wordt vooral geassocieerd met ontwikkelingslanden en is dan vooral een gevolg van armoede of hongersnood. Dat ziektegerelateerde ondervoeding ook in Westerse gezondheidszorg-instellingen veel voorkomt, wordt niet snel verwacht. Toch blijkt al sinds 2004 uit de resultaten van de LPZ dat ondervoeding een relevant en belangrijk probleem is en blijft in zowel de thuiszorg, ziekenhuizen als verpleeghuizen.

Ondervoeding leidt tot een langzamer herstel bij ziekte. Bovendien kan het leiden tot een daling van de weerstand en een vertraagde wondgenezing na bijvoorbeeld een operatie. Dit alles kan weer leiden tot een negatieve gezondheidsspiraal met een langere opnameduur, verhoogd medicijngebruik, toename van de zorgcomplexiteit en afname van de kwaliteit van leven. Daarnaast is wetenschappelijk aangetoond, dat ondervoeding ook een onafhankelijke risicofactor is voor overlijden. Reden genoeg om ondervoeding in de gezondheidszorg via de LPZ en andere landelijke initiatieven onder de aandacht te brengen en te houden.

Naast adequate behandeling van de onderliggende ziekte kunnen een goede en gevarieerde voeding en/of een juiste voedingstherapie de ondervoedingstoestand bestrijden, het genezingsproces ondersteunen en complicaties voorkomen (Stratton et al. 2003).

LPZ Meting

Sinds 2004 worden de prevalentie en relevante kwaliteitsindicatoren van de voedingszorg in de LPZ gemeten. De meetresultaten verschaffen voor de deelnemende zorgorganisaties gerichte informatie over hoe ze hun voedingszorg kunnen verbeteren. De prevalentie van ondervoeding in 2004 bedroeg 24,5% binnen WLZ instellingen (verpleeghuis en verzorgingshuizen), 26.2% binnen ziekenhuizen en 23,7% binnen thuiszorginstellingen.

Referenties

  • Elia M (2000). Guidelines for detection and management of malnutrition. Malnutrition Advisory Group (MAG), standing committee of BAPEN: Maidenhead.
  • Stratton RJ, Green CJ, Elia M (2003). Disease-related malnutrition: an evidence based approach to treatment. CABI publishing, Cambridge (ISBN: 0851996485).

Het LPZ dashboard gebruiken binnen uw instelling?